Eén van de doelstellingen van de standaard groei bij kinderen tot 9 jaar 11 maanden (concreet bij leerlingen in L1 en L4) is de detectie van een groeiversnelling of -vertraging als signaal van een mogelijk onderliggende pathologie. (1)
Hiervoor wordt de meting vergeleken met de meting in het voorafgaand contactmoment, dat voor de meeste leerlingen 3 jaar eerder plaatsvond (zie werkkaart L1 en werkkaart L4 (2)). Lengte wordt meestal uitgedrukt als een z-score (= SD score, het aantal standaard deviaties onder of boven het gemiddelde). Door de z-scores van de 2 opeenvolgende metingen te vergelijken, kan bepaald worden of de groeisnelheid toeneemt of afneemt. Met kennis van de conditionele groei kunnen uitspraken worden gedaan over de ‘normale’ variatie rond een voorspelde lengte bij een meting op een later tijdstip. Er kan worden gesteld dat voor kinderen tot de leeftijd van 10 jaar een toename of afname in lengte van meer dan 1 SDS op een tijdsinterval van 3 jaar zeldzaam is. Deze variatie komt voor in minder dan 1% van de metingen, wat een aanvaardbaar verwijspercentage is. Op die manier is ‘toename of afname van >1SDS’ een bruikbaar criterium voor groeivertraging of -versnelling. (3)
In de praktijk echter is de tussentijd tussen 2 contactmomenten zelden exact 3 jaren. De tussentijd kan langer zijn, maar ook korter. Soms worden kinderen terug gezien na een interval van slechts 2 jaar en enkele maanden. Wanneer men hier dan een verschil (toename of afname) in z-score (SDS) vindt van bijna 1, kan men zich de vraag stellen of dit verschil bij een langer interval niet verder zou zijn opgelopen en of men deze kinderen dan niet alsnog dient te verwijzen, of terug te zien na het verstrijken van het volledige interval van 3 jaren.
Deze werkwijze is niet aanbevolen en wel omwille van volgende overwegingen:
- Een richtlijn voor een basisaanbod moet algemeen en relatief eenvoudig toepasbaar zijn. Te veel uitzonderingen en afwijkingen van de algemene regel zijn weinig werkbaar en introduceren fouten in de toepassing. De beslisbomen zijn de leidraad voor de verpleegkundigen en vormen de basis voor triage van de groeicurves. Het criterium van 1 SD werd op basis van statistische analyse en klinische consensus met experten vastgelegd, zoals ook wordt beschreven in de wetenschappelijke onderbouw van de standaard.
- De richtlijn voor verwijzen (groeiversnelling/vertraging > 1SD) geldt voor het monitoren van een populatie overwegend gezonde kinderen op een leeftijd die gekenmerkt is door een rustige groei. Hierbij wordt bij groei, net als voor gehoorscreening en visusscreening, ervoor gekozen om liever iets te snel te verwijzen (meer vals positieven) dan te laat te verwijzen (meer vals negatieven). Dat betekent dat er een zekere veilige marge is ingebouwd. Die veilige marge vormt ook een buffer voor de (kleine) variaties in intervallen tussen de twee lengtemetingen. We kunnen er niet van uit gaan dat meetintervallen exact 3 jaar zijn. Er werd bij dit verwijscriterium dus reeds rekening gehouden met de relatieve variatie in interval.
Tot slot voegen we nog graag toe dat na een lancering van een nieuwe standaard (waarbij men steeds een veilige marge voorziet) de data ook verder worden opgevolgd. Dit zou er in de toekomst toe kunnen leiden dat de verwijscriteria worden bijgesteld. In afwachting ervan volstaat het om zich te houden aan het criterium van een toename of afname van > 1SD over 3 schooljaren, ook als dit interval niet exact overeenkomt met 3 kalenderjaren.
(1) Zie ook: WETENSCHAPPELIJKE ONDERBOUW VOOR HET OPVOLGEN VAN DE GROEI EN PUBERTEIT – 1. Doelstellingen voor de CLB’s
(2) Werkmaterialen voor CLB i.v.m. 'groei en puberteit'
(3) Voor meer achtergrond: zie WETENSCHAPPELIJKE ONDERBOUW VOOR HET OPVOLGEN VAN DE GROEI EN PUBERTEIT – 3.1.3 De wetenschap over een geschikt criterium en algoritme kleine lengte en groeivertraging
VWVJ - april 2022