• A (7)
  • B (4)
  • C (9)
  • D (6)
  • E (6)
  • F (2)
  • G (9)
  • H (8)
  • I (2)
  • J (2)
  • K (4)
  • L (4)
  • M (4)
  • N (2)
  • O (8)
  • P (7)
  • R (3)
  • S (9)
  • T (3)
  • U (1)
  • V (2)
  • Z (3)

Scoliose

Scoliose of scoliosis is een uitbochting en verdraaiing van de wervelkolom waardoor het achteraanzicht niet meer recht is. (Bron: UZ Leuven)

Selectief mutisme

Selectief mutisme is een stoornis die zich openbaart bij jonge kinderen en wordt gekenmerkt door een consequente angst om te spreken in bepaalde situaties.

Slechtziend

In het algemeen spreekt men van slechtziendheid bij een kind indien zijn beste oog, na alle mogelijke correcties en medische hulp, een gezichtsvermogen heeft van minder dan één derde tot één vierde van een normaal ziend kind.Definitie gehanteerd in het het boek “Kinderen met een visuele handicap” van F.M. Meire e.a.: Men spreekt van slechtziendheid wanneer de gezichtsscherpte op afstand van het beste oog of van beide ogen minder of gelijk aan 3/10 is OF het gezichtsveld kleiner is dan 30°

Spijbelen

Een leerling spijbelt of verzuimt van school wanneer hij wegblijft van school op momenten dat hij aanwezig moet zijn. (Bron: Nederlands Jeugdinstituut)

Stofwisselingsziekte

Stofwisselingsziekten of metabole ziekten zijn aangeboren, vaak recessief erfelijke ziekten. Bij het merendeel van de stofwisselingsziekten is in lichaamscellen van de patiënt een specifiek enzym niet, of niet voldoende aanwezig. Ook kan het gaan om een transport- of structuur eiwit dat niet goed wordt samengesteld. In alle gevallen wordt dit veroorzaakt door een verandering in één enkel gen. (Bron: Wikipedia)

Strabisme

Afwijkende stand van de ogen ten opzichte van elkaar, waarbij de visuele as van het ene oog niet gericht is op hetzelfde punt als de visuele as van het andere oog.Wanneer we een voorwerp fixeren, zijn normaal onze beide ogen met de fovea, de gevoeligste plaats van het netvlies, gericht op dit voorwerp. Bij scheelzien of strabisme is dit niet het geval: één of beide ogen neemt een afwijkende stand in, waardoor beide ogen niet op hetzelfde punt gericht zijn. In elk oog wordt het voorwerp dus op een andere zone van het netvlies geprojecteerd, met twee verschillende beelden tot gevolg. Dit leidt bij volwassenen tot dubbelzien. Bij jonge kinderen, waarbij het visueel systeem nog niet volledig uitgerijpt is, is dit niet zo. Het hinderlijke dubbelbeeld wordt door de hersenen weggefilterd, het beeld dat via het afwijkende oog binnenkomt wordt onderdrukt. Dit mechanisme noemt men ook suppressie. Ten gevolge van deze suppressie zullen de zenuwbanen tussen het afwijkende oog en de visuele cortex zich minder goed ontwikkelen, wat leidt tot een lui oog. Strabisme komt voor bij ongeveer 4% van de kinderen onder de zes jaar.