De spreiding van de groeigegevens van een bepaalde populatie wordt meestal weergegeven door een grafiek met percentiellijnen en/of SDS-scores. Lengte en gewicht worden vaak geplot in een grafiek met op de Y-as lengte of gewicht en op de X-as de leeftijd. In deze grafieken staan bepaalde vooraf gedrukte lijnen, die een weergave  zijn van de spreiding van de lengte- of gewichtsgegevens in een welbepaalde populatie. Soms zijn dit percentiellijnen, soms SDS-lijnen (standaarddeviatiescorelijnen), soms een combinatie van beide (zoals in de Vlaamse groeicurven 2004*). Hiermee kan de gemeten lengte of het gewicht (en de evolutie ervan) worden vergeleken met de referentiepopulatie. Een percentiel (Pc, P of centiel) drukt uit hoeveel procent van de waarnemingen in de referentiepopulatie lager valt. Voor lengtegroei betekent dit dan dat onder de Pc 90-lijn zich 90%, onder de Pc 50-lijn  50 % en onder de Pc 3-lijn  3% valt van de lengtes van de kinderen van die leeftijd en hetzelfde geslacht.Een SDS drukt uit hoeveel standaarddeviaties een gemeten punt is verwijderd van het gemiddelde in de referentiepopulatie en geeft dus een statistisch goed bruikbare spreidingsmaat. (Bij een normale verdeling komt Pc3 overeen met – 1.9 SDS; Pc 10 met -1.3 SDS; Pc 50 met 0 SDS; Pc 90 met 1.3 SDS; Pc 97 met 1.9 SDS)* Voor de Vlaamse groeicurven is gebruik gemaakt van zowel percentiellijnen (tussen Pc 97 en Pc 3) als van SDS-lijnen (voor de waarden onder en boven deze percentiellijnen nl. SDS +/- 2 en SDS +/- 2.5)