Secondary menu

  • Nieuws
  • Veelgestelde vragen
  • Begrippen
  • Pers
  • Vacatures
  • Lid worden
  • Contact
  • Login
  • Inschrijven
nl
  • Engels
  • Dutch
  • French
Home
VWVJ
Vlaamse Wetenschappenlijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg

Main navigation

  • Over JGZ
    • JGZ algemeen
      • Pijlers en methodieken voor een sterke 'JGZ'
      • Werkgroepen voor JGZ-professionals
      • Geleerd uit vorming over JGZ algemeen
      • ManaMa JGZ
    • JGZ thema's
      • Horen
      • Zien
      • Groei en puberteit
      • Gewicht
      • Vaccinaties
      • Profylaxe bij infectieziekten
      • Mondgezondheid
      • Denken en voelen
      • Ontwikkelen en leren
    • JGZ doelgroepen
      • Eerste kleuters en hun ouders
      • Leerlingen derde secundair
      • (On)beperkt opgroeiend
      • Kansengroepen
  • Vorming
  • Over VWVJ
  • VWVJ+
Menu Zoeken

Hoofdnavigatie

  • Over JGZ
    • JGZ algemeen
      • Pijlers en methodieken voor een sterke 'JGZ'
      • Werkgroepen voor JGZ-professionals
      • Geleerd uit vorming over JGZ algemeen
      • ManaMa JGZ
    • JGZ thema's
      • Horen
      • Zien
      • Groei en puberteit
      • Gewicht
      • Vaccinaties
      • Profylaxe bij infectieziekten
      • Mondgezondheid
      • Denken en voelen
      • Ontwikkelen en leren
    • JGZ doelgroepen
      • Eerste kleuters en hun ouders
      • Leerlingen derde secundair
      • (On)beperkt opgroeiend
      • Kansengroepen
  • Vorming
  • Over VWVJ
  • VWVJ+

Secondary menu

  • Nieuws
  • Veelgestelde vragen
  • Begrippen
  • Pers
  • Vacatures
  • Lid worden
  • Contact
Close search modal

Search in VWVJ

Veelgestelde vragen

Kruimelpad

  • Home
  • veelgestelde vragen
Filter
  • - Alle -
  • Jeugdgezondheidszorg algemeen
  • Groei en Puberteit
  • Gewicht
  • Horen
  • Zien
  • Vaccinaties
  • Profylaxie bij infectieziekten
  • COVID-19
  • Mondgezondheid
  • Ontwikkelen en leren algemeen
  • Aandacht
  • Bewegen en hanteren
  • Denken en voelen
  • SPARK
  • Gezond leven? Check het even!
  • (On)beperkt opgroeien
  • Kansenrijker opgroeien
  • Over VWVJ

Wat zijn de effecten van voorschoolse kinderopvang buitenshuis op korte en op lange termijn?

Bijgevoegde bespreking wil de literatuur omtrent samenvatten i.v.m. de gevolgen op korte termijn (infectierisico) en op lange termijn (atopische dermatitis, astma, algemene ontwikkeling en gedrag).

VWVJ mei 2013

Klassikale jeuk na surfinitiatie ... een infectieziekte? Wat doen?

Kort na een sportdag tijdens de nazomer klagen de meeste leerlingen van een 2-tal klassen van een jeukende huiduitslag met rode vlekjes en/of bultjes. De vraag is wat dit kan zijn en of er verdere maatregelen getroffen moeten worden. De gemeenschappelijke activiteit van deze 2 klassen blijkt een surfinitatie op een stilstaand water in een natuurdomein te zijn.

Gezien een deel  van de plas ook opengesteld is als zwemzone, gebeuren regelmatige bacteriologische e.a. controles, die OK zijn.

De meest voor de hand liggende verklaring voor deze huiduitslag is de zgn. 'zwemmersjeuk' ('swimmer's itch', 'cercaria dermatitis'). Deze onschuldige maar vervelende uitslag ontstaat wanneer een zwemmer in contact komt met larfjes van de parasiet trichobilharzia. De eitjes van deze parasiet komen via uitwerpselen van watervogels in het water terecht. Hun levenscyclus wordt verder gezet in waterslakken die op hun beurt de larfjes (cercaria) terug vrijgeven in het water. Op bepaalde momenten zijn deze larfjes talrijker aanwezig in het water en geven dan ook meer problemen. De larfjes dringen niet doorheen de huid van de zwemmer, maar geven wel een ontstekingsreactie. De uitslag kan zeker 1 week aanhouden, maar verdwijnt normaliter vanzelf. Zeldzaam zijn er meer uitgesproken klachten zoals hoofdpijn of koorts.

(bemerk: op de aanwezigheid van deze parasiet in open waters wordt niet routinematig getest)

Behalve informeren van leerlingen en hun ouders (en de verantwoordelijken van het domein) dienen geen specifieke maatregelen te worden getroffen. De huiduitslag is niet besmettelijk.

VWVJ september 2012

Wat is bekend over (de effectiviteit van) Resultz als antiluizenmiddel?

Resultz is een lotion op basis van isopropyl myristaat (50%) in cyclomethicone en is bedoeld voor de bestrijding van hoofdluizen. Resultz dient toegepast te worden op droge haren (goede bevochtiging van wortel tot punt nodig). Een contacttijd van 10 minuten zou volstaan, waarna de lotion opnieuw uit de haren mag gespoeld worden. De behandeling dient na 1 week te worden herhaald. Het product van de firma Nycomed is verkrijgbaar op de Belgische markt.

Cyclomethicone is een vluchtig silicone en isopropyl myristaat is een olie-achtig vetzuurester. De 2 bestanddelen worden vaak gebruikt in cosmetica en blijken geen toxische nevenwerkingen te vertonen bij herhaaldelijk gebruik. Het werkingsmechanisme zou niet neurotoxisch van aard zijn, maar wel fysisch (blokkeren van ademgaten en aantasten van omhulsel van insect). Resistentie-ontwikkeling wordt dan ook niet verwacht.(1)

Studies omtrent de klinische effectiviteit zijn nog schaars. Het artikel 'Update on treatments for head lice' (1) in de Drug and Therapeutics Bulletin (DBT) van mei 09, haalt 1 publicatie aan over de effectiviteit en veiligheid van Resultz (2) en 1 publicatie over de effectiviteit van een product met dezelfde bestanddelen, nl. Full Marks Solution (3).

Volgens het artikel in DBT zouden in de studie met Resultz 40% van de deelnemers op dag 14 luizenvrij zijn. In de studie met Full Marks Solution zijn 85 van de 111 deelnemers luizenvrij op dag 14.

Het lijkt er dus op dat bovengenoemde producten een nieuwe behandeloptie kunnen betekenen. Verdere studies die dit al of niet kunnen bekrachtigen, lijken aangewezen.  

(1) Anonymous. Update on treatments for head lice. Drug Ther Bull 2009; 47(5):pp. 50-52
(2) Kaul N et al. North American efficacy and safety of a novel pediculicide rinse,isopropyl myristate 50% (Resultz). J Cutan Med Surg 2007; 11: 161–7
(3) Burgess I et al. Randomised, controlled, parallel group clinical trials to evaluate the efficacy of isopropyl myristate/cyclomethicone solution against head lice. Pharma J 2008; 280: 371–5

VWVJ juni 2009

Aanvulling 27 juni 2011: Merknamen van hoofdluismiddelen met fysische werking (bv. Silikom, Resultz) werden weggelaten uit het Draaiboek Infectieziekten (motivatie: zijn niet geregistreerd als geneesmiddel en dus geen echte controle op samenstelling; bovendien grote turnover in deze klasse producten).

Welke vochtige doekjes (of 'wipes') aankopen?

Wipes kunnen gebruikt worden om een oppervlak (een onderzoekstafel, een tafel waarop vaccins gelegd worden) te reinigen en te ontsmetten. Een bevuild oppervlak (bijvoorbeeld met lichaamsvochten, al dan niet vermengd met bloed) wordt steeds in 2 tijden behandeld:

  • eerst reinigen met een eerste wipe
  • dan ontsmetten met een tweede wipe

Verschillende soorten wipes zijn momenteel op de markt. Ze verschillen in samenstelling (actief bestanddeel) en gebruiksvriendelijkheid. Wat de werkzaamheid betreft, is deze afhankelijk van het beoogde effect (reiniging of ontsmetting of beiden) en de micro-organismen die getest worden. Over het algemeen werd vastgesteld dat wipes op basis van quaternaire ammoniumverbindingen voornamelijk actief zijn tegen Pseudomonas aeruginosa, terwijl producten op basis van quaternaire ammoniumverbindingen + polymerische biguanides (*) een breder spectrum vertonen en ook actief zijn tegen Staphylococcus aureus. Deze verdienen daarom de voorkeur. Wipes die zuiver op basis van alcohol zijn, blijken in de praktijk veel minder werkzaam te zijn omwille van de zeer korte contacttijd door de snelle verdamping van alcoholen. (*) voorbeelden van dergelijke wipes zijn:

  • 'Trionic D wipes' van Ebiox, verdeeld in België door de firma Medtradex (zie bijlage voor prijs- en contactgegevens, anno 2010)
  • 'Clinell Universal Sanitising Wipes' van Gama Healthcare, sinds 2012 verdeeld in België door de firma Dialex Biomedica. 

  VWVJ december 2010 - update januari 2012

Hoe een oppervlak ontsmetten met chloor?

Grotere oppervlakken (> 0,5 m²) worden met een chlooroplossing van 1000 ppm (parts per million) ontsmet.

  • Chlooroplossing 1000 ppm wordt vers aangemaakt met chloortabletten of met bleekwater:
  1. Chloortabletten (natriumdichloorisocyanuraat of NaDCC) oplossen in handwarm water, aan een concentratie van 1000 ppm. Hoeveel tabletten hiervoor nodig zijn, hangt af van het gewicht van de tabletten en van het percentage actieve chloor aanwezig in de tablet.Voorbeeld: Een Suma Tab tablet weegt 2,7 g en geeft 55% actief chloor vrij. Dit is dus 1,5 g actief chloor per tablet. Om een chlooroplossing van 1000 ppm klaar te maken moet per 1,5 l water 1 tablet worden opgelost.P.S.: 1 ppm = 1 mg/L -> 1000 ppm = 1 g/L 
  2. Bleekwater moet verdund worden in koud water. Zie onderstaande tabel met verdunningen (i.f.v .de commerciële concentraties van de chlooroplossing) om een 1000 ppm chlooroplossing te bekomen.  
    Commerciële concentratie chlooroplossing Hoeveelheid geconcentreerde chlooroplossing  Hoeveelheid geconcentreerde chlooroplossing 
    chlooroplossing 10° 32 ml per liter water 160 ml per 5 liter water
    chlooroplossing 12° 26 ml per liter water 130 ml per 5 liter water
    chlooroplossing 15° 20 ml per liter water 100 ml per 5 liter water
    chlooroplossing 20° 16 ml per liter water 80 ml per 5 liter water
    P.S.: 1° = 1 chlorimetrische (Franse) graad = 3,17 g/L = 3170 ppm
  • De chlooroplossing minimaal 5 minuten laten inwerken. 
  • Naspoelen met proper water.

De volledige werkvolgorde voor het reinigen en ontsmetten van oppervlakken die bevuild zijn met bloed of andere lichaamsvochten is terug te vinden onder ‘Hoe omgaan met bloed en andere lichaamsvochten?’ in het Draaiboek infectieziekten.  

Bemerk:

Oplossingen van tabletten met NaDCC hebben een hogere pH dan oplossingen met bleekwater en zijn daarom minder corrosief voor materialen. Ze worden ook beter verdragen door de gebruikers.

Huishoudelijk bleekwater is niet volledig stabiel: de concentratie kan wijzigen met verloop van tijd. Bovendien is bij huishoudelijk bleekwater geen vervaldatum voorzien. Er kan dus niet gewaarborgd worden dat de concentratie na enige tijd nog deze is die vermeld staat op de verpakking.

Besluit:
Gebruik van chloortabletten met NaDCC is te prefereren boven bleekwater.
Bleekwater wordt echter als een ‘aanvaardbaar’ alternatief beschouwd voor gebruik in omgevingen zoals CLB en scholen.

VWVJ januari 2011

Hoe een oppervlak ontsmetten met alcohol?

Alcohol 70% wordt gebruikt voor desinfectie van kleine oppervlakken (max. 0,5 m²), zoals deurklinken of lichtknoppen.

  • Dep het gereinigd oppervlak met een doek dat bevochtigd is met alcohol 70%.
  • Laat aan de lucht drogen, respecteer een contacttijd van minimum 1 minuut vooraleer het oppervlak opnieuw te gebruiken.
  • Niet naspoelen met water.

Bemerk: alcohol mag niet gebruikt worden voor grote oppervlakten omwille van brandbaarheid en de kans op bedwelming. De volledige werkvolgorde voor het reinigen en ontsmetten van oppervlakken die bevuild zijn met bloed of andere lichaamsvochten is terug te vinden onder ‘Hoe omgaan met bloed en andere lichaamsvochten?’ in het Draaiboek infectieziekten.

VWVJ januari 2011

Welke handalcohol aankopen?

Handalcohol moet het EN 1500 label dragen. Dit is de Europese norm voor handontsmetting.

Er bestaan op de markt wel producten voor het inwrijven van de handen waarvan het actieve bestanddeel geen alcohol is, maar die toch een EN 1500 label dragen. Hierover is nog te weinig bekend (gebruik, tolerantie,…) om een wetenschappelijk gefundeerd oordeel te geven.

Tijdens het laatste trimester van 2008, stelde de HGR een positieve lijst van de in België beschikbare handalcohol op. De verschillende fabrikanten of verdelers met wie contact werd genomen, werden verzocht de precieze kenmerken van hun producten mee te delen o.a. de bijzondere vereisten vermeld in de normen EN 12971 (preoperatieve handontsmetting) en EN 1500 (handontsmetting). Deze gegevens werden verzameld in bijlage 5 van aanbevelingen inzake handhygiëne tijdens de zorgverlening (HGR 8349) en moeten als louter informatief en niet volledig worden beschouwd.  

VWVJ september 2010

Infectieziekten besproken in draaiboek niet volledig gelijklopend met lijst algemeen meldingsplichtige infectieziekten?

Waarom komt de lijst van de “gezondheidsinspectie” niet overeen met de lijst van het draaiboek en waarom staan bepaalde infecties niet (meer) in het draaiboek (bijvoorbeeld rubella)?

De lijst infectieziekten besproken in het "Draaiboek Infectieziekten CLB (2010)" komt niet volledig overeen met de lijst infectieziekten zoals vermeld in het Ministerieel Besluit van 19 juni 2009 tot bepaling van de infecties die gemeld moeten worden (...) (aan de arts Infectieziektebestrijding van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, afdeling Toezicht Volksgezondheid van uw provincie) (zie bijlage I in het draaiboek). Deze laatste lijst geldt voor alle artsen in Vlaanderen en niet alleen voor CLB-artsen. Vele infectieziekten die in deze lijst staan, zijn niet specifiek of onvoldoende relevant voor een CLB of een school en worden daarom niet besproken in het draaiboek. Deze infectieziekten zullen in principe door andere artsen gemeld worden.

Voor het draaiboek werd gekozen voor infecties die interessant of belangrijk zijn voor de specifieke CLB-/schoolsetting. Dat zijn enerzijds infecties die gemeld moeten worden aan Toezicht Volksgezondheid. Anderzijds worden ook infecties besproken die niet gemeld moeten worden, maar waarvoor overleg met de arts Infectieziektebestrijding van uw provincie aangeraden kan zijn, of waarover meer informatie wenselijk is. Zo wordt bijvoorbeeld ook gastro-enteritis uitvoerig besproken. Dit is op zich niet meldingsplichtig, maar wanneer er zich een cluster van gevallen voordoet, wel. Een CLB/school heeft hier vaak sneller zicht op dan een individuele (huis)arts.

Er zijn zeker nóg infectieziekten die interessant zijn voor CLB, maar die niet opgenomen zijn in het draaiboek. Om het onderzoek voldoende grondig te kunnen doen in de beschikbare tijd, hebben we een selectie moeten maken. Daarbij speelden verschillende argumenten een rol. Zo wordt rubella bijvoorbeeld niet besproken omdat het bij kinderen meestal mild verloopt en vaak niet als dusdanig herkend wordt. Bovendien komt rubella sinds invoering van de universele vaccinatie niet meer zo vaak voor. Rubella in CLB-context is vooral een probleem bij mogelijk zwangere personeelsleden (CLB/school). Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Tot nu toe had de VWVJ echter niet de tijd/middelen om zich te verdiepen in de overlappende gebieden van jeugdgezondheidszorg en arbeidsgeneeskunde.

VWVJ november 2010

Mag een school een leerling schorsen o.w.v. luizen?

Een schorsing is een tuchtmaatregel waarbij de gesanctioneerde leerling het recht op onderwijs tijdelijk ontnomen wordt. Een school mag nooit een leerling schorsen omwille van een besmettelijke ziekte zoals de aanwezigheid van luizen. Alleen een CLB-arts kan bij besmettelijke ziekten beslissen welke maatregelen aangewezen zijn. Welnu:

  • Een besmetting met luizen is niet schadelijk.
  • Een besmetting kan ook asymptomatisch verlopen. Daarom is het mogelijk dat niet alle leerlingen met hoofdluizen gekend zijn.
  • Er is bovendien geen evidentie dat leerlingen met luizen thuis houden doeltreffend is.

En dus:

  • Een leerling met luizen mag niet van school geweerd worden met als doel het risico op overdracht te minimaliseren.

Het is belangrijker om preventieve maatregelen te treffen:

  • voornamelijk vermijden van hoofd-hoofdcontact
  • kapstokken minstens 15 cm uit elkaar
  • overvolle kapstokken vermijden
  • vermijden gemeenschappelijk gebruik van bv. haarborstels, mutsen en andere hoofddeksels, sjaals, handdoeken, bedlinnen of knuffels

Het CLB kan wel in overleg met de ouders van een leerling met luizen beslissen dat het nodig is dat deze leerling thuis blijft om behandeling mogelijk te maken. Het gaat steeds om uitzonderlijke situaties. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat iemand van buiten het gezin kan helpen bij de behandeling, maar dit enkel kan doen tijdens de schooluren. De leerling is dan gewettigd afwezig. Zo nodig kan het CLB hiervoor een attest opstellen.

VWVJ januari 2011

Hoe kan een CLB een school ondersteunen rond hoofdluizen?

Hiervoor verwijzen we naar de syllabus opgesteld n.a.v. de vorming "Luizen en hun aanpak" van 18 januari 2011.

Welke detectiemethode gebruiken bij controle voor luizen op school?

Bij de overweging of regelmatige controlemomenten uitgevoerd zullen worden op een school, is het heel belangrijk om goed na te denken over de detectiemethode die gebruikt zal worden.
De nat-kam-test is de meest betrouwbare methode. Deze methode is echter vrij arbeidsintensief en is daarom niet geschikt om grote groepen te screenen op regelmatige basis.
Alternatieven zijn droog kammen en visuele inspectie.

Droog kammen:

  • het (droge) haar wordt lok per lok uitgekamd met een luizenkam, van haarwortel tot haarpunt;
  • gem. tijd nodig om 1e luis te vinden (studie Dr. Lapeere): 3’10”;
  • detecteert 3 keer meer kinderen met luizen dan visuele inspectie.

Visuele inspectie:

  • kijken tussen de haren;
  • gem. tijd nodig om 1e luis te vinden (studie Dr. Lapeere): 2’46”;
  • detecteert 3 keer minder kinderen met luizen dan droog kammen.

Droog kammen geniet absoluut de voorkeur ten opzichte van visuele inspectie als detectiemethode bij regelmatige controlemomenten op school.
De nat-kam-test blijft dè detectiemethode voor thuis.

Voor meer advies in verband met regelmatige controlemomenten op school: zie “Hoe kan een CLB de school ondersteunen bij de aanpak van luizen?”

VWVJ maart 2011

Hoe kunnen we het onderscheid maken tussen dode en levende neten?

Theorie

  • Een lege neet is wit en doorschijnend, in de breedte afgeplat en het operculum (deksel van de neet waarlangs de larve ademt en uitbreekt als ze volgroeid is) ontbreekt.
  • Een neet met een dode larve erin is bruinachtig tot zwart, dof en in de breedte afgeplat. Het operculum is meestal aanwezig.
  • Een neet met een levende larve erin is bruinachtig tot zwart, blinkend en ovaal van vorm. Het operculum is aanwezig.

Levende neten zitten meestal dicht tegen de hoofdhuid (meestal minder dan 1 cm van de hoofdhuid) maar dit hoeft niet altijd zo te zijn. Neten kunnen ook verder op de haarschacht gelegd worden.

Praktijk

Het is in de praktijk heel moeilijk om een onderscheid te maken tussen neten met een levende larve erin, neten met een dode larve erin en lege neten. Je hebt eigenlijk een vergrootglas of een microscoop nodig. Levende neten zitten niet altijd dicht tegen de hoofdhuid. Denk bijvoorbeeld aan een haarlok achter het oor. Dit creëert een warm en donker plekje wat ideaal is voor het leggen van neten. De haarlok bevindt zich dicht bij de hoofdhuid, maar wanneer hier neten worden gelegd, is de haarwortel vaak veraf. Op de afstand van de neet ten opzichte van de hoofdhuid kan men zich dus niet altijd baseren om te beoordelen of een neet levensvatbaar is of niet. Verder worden neten ook soms verward met huidschilfers.

Wat te doen bij het vinden van neten?

Wanneer er levende luizen en eventueel neten gevonden worden, moet een behandeling ingesteld worden.
Wanneer er enkel neten gevonden worden, ongeacht of men vermoedt dat het levensvatbare neten zijn of niet, mag er geen behandeling gestart worden. Het kan zijn dat er recent een behandeling werd uitgevoerd. Het kan ook gaan om een onbehandelde infestatie, in dat geval zitten er ook levende luizen in het haar. Spoor bij het zien van neten zonder luizen of bij twijfel de ouders aan om thuis de nat-kam-test regelmatig te herhalen (en de school te verwittigen bij het vinden van luizen).

VWVJ maart 2011

Wat hebben we nodig bij droog kammen op school?

Luizenkammen

Voorzie meerdere luizenkammen per persoon die kamt. Gebruik een propere kam voor elke leerling. Leg na gebruik de luizenkammen in een bakje met ontsmettingsmiddel om de kans op overdracht van bacteriën te verminderen. De ontsmette kammen kunnen opnieuw gebruikt worden.

Ontsmettingsmiddel

Alcohol 70% in een afsluitbaar recipiënt. Effectieve contacttijd: 1 minuut. Luizenkammen aan de lucht laten drogen.

Handdoeken

Leg een handdoek op de schouders van de leerling die gekamd wordt. Zo worden eventueel ontsnapte luizen opgevangen. Luizen zijn het best te zien op een witte of lichtgekleurde handdoek.

VWVJ maart 2011

Mag een kind met luizen gaan zwemmen?

Ja, dat mag.

Wanneer luizen in contact komen met water, klampen ze zich vast aan het haar en sluiten ze de openingen waarlangs ze ademen. Het is niet volledig uit te sluiten dat een enkele luis toch het haar loslaat en vrijkomt in het water. Een luis blijft op het water drijven (ze kunnen echter niet “zwemmen”) en kan zo eventueel op een ander hoofdje terechtkomen. Om dit kleine risico uit te sluiten volstaat het om een badmuts te dragen.

VWVJ maart 2011

Hoe vaak moet er behandeld worden bij hoofdluis en hoeveel tijd moet er zitten tussen twee behandelingen?

Algemene richtlijn:

Kijk 7 dagen na de behandeling met een hoofdluismiddel met de nat-kam-test of er nog levende luizen te vinden zijn. Zo ja, behandel de haren dan nog een keer met hetzelfde product. Zo nee, de behandeling is meest waarschijnlijk geslaagd. Herhaal de nat-kam-test na drie dagen om echt zeker te zijn.

Waarom is een tweede behandeling niet altijd nodig, ook al wordt het vaak aangeraden door de apotheker of de bijsluiter?

Sommige hoofdluismiddelen doden ook neten en/of hebben een nawerking waardoor jonge luizen na het uitbreken nog gedood kunnen worden. Dit residuele effect heeft echter ook een nadeel: de concentratie van het resterende actieve product is mogelijk niet meer voldoende om alle nieuw uitgebroken luizen te doden, maar wel om resistentie in de hand te werken. Controle met de nat-kam-test is dus belangrijk.

Mogen twee behandelingen sneller op elkaar volgen?

Dit heeft weinig zin en wordt daarom afgeraden. Een larve heeft 7 tot 10 dagen nodig om zich te ontwikkelen tot nimf (onvolwassen luis) en uit te breken uit de neet. De ontwikkeling van nimf tot volwassen luis duurt nog eens 1 tot 2 weken. Enkel een volwassen luis kan zich voortplanten (en heeft hiervoor minstens 24u nodig). Controle na 7 dagen is dus snel genoeg om ook luizen te vinden die kort na de behandeling uit hun neet zijn gekomen, maar nog niet groot genoeg zijn om zich te hebben voortgeplant.

Hoe vaak moet er gekamd worden bij de nat-kam-methode?

Bij toepassing van de nat-kam-methode moet er om de 3 à 4 dagen gekamd worden gedurende minstens 2 weken. Op die manier worden pas uitgebroken nimfen tijdig verwijderd. Tijdens de vierde kambeurt worden de nimfen verwijderd die uit de laatst gelegde neten gekomen zijn. Een controle met de nat-kam-test enkele dagen later leert of de behandeling effectief was. Als er toch nog luizen worden gevonden, moet de nat-kam-methode twee weken verder gezet worden.

VWVJ maart 2011

Hoe kunnen we luizen voorkomen?

Wat werkt? Voorkom de overdracht van luizen door vroegtijdige detectie en behandeling.

  • Regelmatige detectie door ouders.
    Spoor ouders aan regelmatig op zoek te gaan naar luizen bij hun kind(eren). Wanneer een school of een gezin frequent te kampen heeft met luizen, is het aangeraden elke week opnieuw de nat-kam-test te doen. 
  • Nauwkeurige detectie met de nat-kam-test.
    De nat-kam-test is de meest betrouwbare detectiemethode. 
  • Correcte behandeling volgens wetenschappelijke evidentie.
    Controleer na een behandeling steeds of er nog levende luizen te vinden zijn met de nat-kam-test. Behandel zo nodig verder/opnieuw.

Wat werkt niet?

  • Insect repellents, preventieve sprays e.d.
    Er zijn geen producten waarvan wetenschappelijk werd aangetoond dat ze ervoor zorgen dat de gebruiker geen luizen krijgt. 
  • Pediculiciden.
    Pediculiciden mogen niet preventief gebruikt worden omdat dit resistentie in de hand werkt. 
  • Grote schoonmaak
    De rol van voorwerpen in de overdracht van luizen is eerder beperkt. Luizen worden in de eerste plaats overgedragen via hoofd-hoofdcontact. Investeer in een correcte detectie en behandeling, eerder dan in drastische schoonmaakmaatregelen. In uitzonderlijke, zeer hardnekkige gevallen kan men overgaan tot wassen van kussenslopen, lakens en materiaal dat in contact komt met het hoofd op minstens 60°C.  

VWVJ maart 2011

Hoe kunnen neten best verwijderd worden?

Neten moeten niet verwijderd worden.

Na een geslaagde behandeling blijven nog heel wat lege neten of neten met een dode larve erin achter in het haar. Deze neten vormen geen gevaar voor overdracht van luizen en hoeven dus niet verwijderd te worden.

Wanneer je toch neten wil verwijderen, kan je het haar kammen met een netenkam. Dit is een kam waarbij de tanden nog dichter bijeen staan dan bij een luizenkam. Het uitkammen van neten is vaak pijnlijk voor het kind en vraagt veel tijd.
Er zijn middeltjes op de markt die het uitkammen zouden vergemakkelijken zoals producten op basis van azijn, aceton of mierenzuur. Voor geen enkel product werd tot nu toe de werkzaamheid aangetoond in een degelijke wetenschappelijke studie. Als men ervoor kiest om neten uit te kammen is het in ieder geval aan te raden om een gewone conditioner te gebruiken, omdat die het haar soepeler en beter doorkambaar maakt.

VWVJ maart 2011

Wat als de wering van een leerling niet wordt nageleefd door de ouders?

In het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de operationele doelstellingen van de CLB 03/07/2009 wordt verwezen naar het ‘Draaiboek Infectieziekten voor CLB’ om te bepalen wat de maatregelen zijn die een school moet treffen in het kader van de profylaxe van besmettelijke ziekten.

Het Draaiboek Infectieziekten vermeldt in de "Maatregelen te treffen door de school in het kader van de profylaxe van infectieziekten" het volgende:

  • De schooldirecteur neemt contact op met het CLB indien hij/zij verneemt of vermoedt dat een leerling lijdt aan één van de hieronder opgesomde infectieziekten of wanneer hij/zij verneemt dat bij een leerling thuis één van deze ziekten werd vastgesteld.
  • Het is immers van belang dat de CLB-arts onmiddellijk kennis heeft van het vóórkomen van een infectieziekte bij een leerling (of zijn nauwe contacten). Dit kan via melding rechtstreeks door ouders of leerling, door de behandelende arts of door de schooldirectie indien deze op de hoogte is gebracht. Het behoort tot de taak van de CLB-arts te bepalen welke maatregelen moeten getroffen worden in geval van een infectieziekte. De schooldirectie kan geen initiatieven nemen zonder overleg met de CLB-arts.

Kinderen mogen met luizen naar school. Maar wat als bv. leerling met varicella toch op school wordt afgezet zonder dat de blaasjes zijn opgedroogd? Wat als een leerling hoestend met besmettelijke tuberculose naar school komt? Algemeen kan men stellen dat de maatregel proportioneel moet zijn met de ernst van de aandoening. Een goede communicatie met school en ouders is van groot belang. Er zal aangepast advies gegeven worden, na eventueel overleg met Toezicht Volksgezondheid, aan de school in functie van de aanwezige zieke leerling.

Het is belangrijk dat in het reglement van de school vermeld staat dat zieke kinderen niet op school horen en dat de school hier consequent de ouders over aanspreekt.

Schorsing is een tuchtmaatregel en kan dus in deze context niet worden toegepast.

VWVJ september 2014

Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg vzw
Kapucijnenvoer 35 blok d, 1e verdieping
3000 Leuven
België

info@vwvj.be

+32 16 33 68 81

  • Facebook
  • Twitter
  • Instagram
  • LinkedIn

Footer menu

© VWVJ - 2022
  • Privacyverklaring
  • Disclaimer
  • Cookie disclaimer
  • Algemene voorwaarden
  • FAQ
Powered by TribiCRM logo