Multidisciplinaire Richtlijn Visuele beperkingen bij mensen met een verstandelijke beperking.
De Wit et al. 
NVAVG, 2019

Deze richtlijn is uitgewerkt op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG).

Motivering en doel formuleren de auteurs als volgt:

  • Veel mensen met een verstandelijke beperking (VB) hebben ook een visuele beperking. Dit wordt echter vaak niet opgemerkt, onder andere omdat mensen met een VB zelf niet aan (kunnen) geven dat ze slecht zien en hun omgeving signalen van slechtziendheid niet altijd (tijdig) opmerkt. Een visuele beperking kan grote impact hebben op het functioneren en de kwaliteit van leven van mensen met een VB, te meer omdat zij minder mogelijkheden tot compensatie hebben.
  • De richtlijn ‘Visuele beperkingen bij mensen met een verstandelijke beperking’ is ontwikkeld om de ketenzorg rond visuele beperkingen bij mensen met een VB te optimaliseren. Uitgangspunt is het verbeteren van het functioneren, het vergroten van ontplooiingsmogelijkheden en het verhogen van de kwaliteit van leven van mensen met een VB en visuele beperking.

Hoewel de richtlijn uitgaat van de Nederlandse situatie, kunnen de aandachtspunten ook nuttig zijn in Vlaamse context.

  • Zo wordt geadviseerd in elk (systematisch) contactmoment met de JGZ de visuele functie na te gaan bij personen met een verstandelijke beperking.
  • Opsporing op individueel niveau kan plaatsvinden naar aanleiding van klachten. In veel gevallen zullen mensen met een VB echter niet zelf (kunnen) aangeven dat ze problemen hebben met zien. Het is daarom essentieel dat de directe omgeving van de persoon, kennis heeft van lichamelijke en/of gedragsmatige signalen die kunnen duiden op visuele stoornissen, deze serieus neemt en deelt. Om de kennis van en alertheid op signalen die duiden op mogelijke visuele problematiek bij naastbetrokkenen te bevorderen, kan het raadplegen van een checklist behulpzaam zijn (zie Bijlage A van de richtlijn). Hierbij mag echter niet vergeten worden dat signalen nooit voldoende zijn voor een diagnose, omdat ze ook door andere problemen veroorzaakt kunnen worden. Wanneer één of meer signalen opgemerkt worden, dient onderzoek naar mogelijke visuele stoornissen plaats te vinden.