Astmabehandeling bij kinderen: meer dan alleen ‘puffen’.
Brouwer A., Roorda R., Brand P.
Ned Tijdschr Geneesk 2004 mei;148(18)865-68

Samenvatting

Aan de hand van casuïstiek, wordt geïllustreerd dat bij onvoldoende reageren op een onderhoudsbehandeling met een gangbare dosis inhalatiecorticosteroïden (en zonodig kortwerkende bronchodilatatoren), eerst een aantal factoren in rekening dient genomen te worden vooraleer langwerkende ß2-sympaticomimetica aan de behandeling toe te voegen, zoals aanbevolen wordt in de richtlijn ‘Astmabehandeling bij kinderen’ van de Nederlandse kinderlongartsen (anno 2003) bij persisterende astmaklachten.

Het artikel beschrijft de behandeling van 5 kinderen, met name 4 jongens van respectievelijk 6, 9, 12 en 13 jaar en één meisje van 6 jaar, met dergelijke persisterende astmaklachten.

Bij slechts één van de vijf kinderen was uiteindelijk de toevoeging van langwerkende ß2-sympaticomimetica nodig.  Bij een 2de volstond het aanleren van een correcte inhalatietechniek (enkele tellen adem inhouden na inhalatie, en rechtop zittend of staand inhaleren).  Een 3de kind vertoonde dysfunctioneel ademen (te snel en te hoogthoracaal) en werd geholpen met het aanleren van een goede ademhalingstechniek.  Bij een 4de kind werd een allergische rhinitis vermoed (gezwollen neusslijmvliezen, rode conjunctivae,  hoge IgE serumtiters) : de ademhalingsklachten verbeterden bij dit kind na toevoeging van een nasaal corticosteroïd.  Bij de 5de casus bracht  rookstop (althans binnenshuis) van de ouder voldoende beterschap.

Een tabel uit de richtlijn* werd toegevoegd : 

Factoren die kunnen verklaren waarom astmaklachten niet of onvoldoende reageren op een onderhoudsbehandeling met een gangbare dosis  inhalatiecorticosteroïden

  • aanhoudende blootstelling aan onderhoudende of uitlokkende prikkels
    • inhalatieallergenen
    • sigarettenrook (actief of passief roken)
    • infecties van het neus-keel-oor-gebied of allergische rhinitis
  • slechte therapietrouw
  • slechte inhalatietechniek
  • andere aandoening dan astma, zoals recidiverende luchtweginfecties, dysfunctionele ademhaling, anatomische afwijkingen van de luchtwegen

 

Bespreking

Eerder dan het klinisch onderzoek, brengt in de JGZ de anamnese ons op het spoor van het al dan niet persisteren van klachten (last van piepen, kortademigheid, vroegtijdig afhaken bij lessen L.O., verstoorde nachtrust, chronisch hoesten, ...). 

Alhoewel astmabehandeling het domein is van de curatieve geneeskunde, is de jeugdgezondheidszorg goed geplaatst om bijkomend oor en oog te hebben voor de hierboven vermelde factoren:

  • Aan de jongere kan informatie gevraagd worden over eventueel uitgevoerde saneringsmaatregelen in de leefomgeving, regelmatig contact met dieren, rookgedrag (o.a. van de omgeving), neusklachten en therapietrouw.  
  • Bij het klinisch onderzoek kan, naast longauscultatie, aandacht besteed worden aan een inspectie van de neusslijmvliezen.

Uitleg aan de jongere over astma (beïnvloedende factoren, het hoe en waarom van een behandeling), toelichting bij een eventuele doorverwijzing zijn middelen die tot een betere zelfzorg kunnen leiden.

 

* Richtlijn 'Astmabehandeling bij kinderen' van kinderlongartsen (2e herziening). I.   Diagnostiek en preventie
  Duiverman, E.J., Jöbsis, Q., Essen-Zandvliet, E.E.M. van, Aalderen, W.M.C. van en   Jongste, J.C. de
  Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2003; 147(39); 1905-8 

  Richtlijn 'Astmabehandeling bij kinderen' van kinderlongartsen (2e herziening). II.  Medicamenteuze behandeling
  Duiverman, E.J., Brackel, H.J.L., Merkus, P.J.F.M., Rottier, B.L. en Brand, P.L.P.
  Tijdschrift voor Geneeskunde 2003; 147(39); 1909-13

 

VWVJ-bespreking februari 2005