In deel 2 IV.B.7. van de Standaard Groei en Puberteit staat volgende paragraaf over het meten van de hoofdomtrek:

"De hoofdomtrek wordt gemeten bij de start van de schoolcarrière. Dit is concreet n.a.v. het onderzoek in de 1e of 2e kleuterklas of wanneer het kind zich voor het eerst in een CLB-consult aanbiedt. Deze meting gaat idealiter gepaard met een inspectie van de morfologie van het hoofd en het gelaat.  Micro- en macrocephalie moeten worden beschouwd als een dysmorf kenmerk. De nood aan verwijzing moet worden afgewogen in functie van de antecedenten en het ontwikkelingsniveau (neuromotoor en cognitief) van het kind. De school en het CLB-team zullen aanvullende informatie moeten leveren en naargelang de bevindingen zal een gepaste verwijzing worden georganiseerd. In functie van de context en de pathologie zal de hoofdomtrek worden hermeten ter gelegenheid van de algemene en de gerichte consulten."

De motivatie om de hoofdomtrek te meten is dat het een objectiveerbare maat is van dysmorfie (macro- of microcephalie) en dat het voorkomen van micro- of macrocephalie sterk correleert met ontwikkelingsstoornissen, autisme e.d.. Een dysmorfie wijst op een gestoorde embryonale en foetale ontwikkeling. Als één ontwikkelingsonderdeel fout liep is de kans reëel dat er ook iets anders fout liep.
Het kan een zinvolle aanvulling zijn bij de gedrags- en ontwikkelingsgegevens die de teamleden aanbrengen vanuit eigen observatie of vanuit de school (of het gezin) in het kader van de vraaggestuurde werking.
De vaststelling van een te groot of te klein hoofd kan de schoolarts ook aanzetten om gericht te vragen naar gedrag in de klas en om bij het neuromotoor onderzoek enkele extra items na te kijken.

Als de hoofdomtrek binnen de normale variatie zit, is hermeten bij volgende consulten zeker niet meer nodig. Het is vooral de groei van hersenen en schedel tijdens de eerste 2 levensjaren die bepaalt of de hoofdomtrek binnen de normale variatie zal zitten. Indien de gegevens van Kind en Gezin automatisch het CLB-dossier zouden bereiken, dan zou wellicht de richtlijn om de hoofdomtrek eenmalig te meten in het CLB overbodig worden. Niet enkel de informatie over de hoofdomtrek is nuttig, doch ook of er bij afwijkingen een verwijzing heeft plaatsgehad. Een automatische overdracht is actueel echter nog onbestaande. De curves van de hoofdomtrek zijn beschikbaar sinds 2004 en zijn terug te vinden op de website van de Vlaamse groeicurven.

VWVJ november 2006