Vanuit het perspectief van contactoverdracht bestaat vaccineren uit verschillende opeenvolgende handelingen (VWVJ Draaiboek Infectieziekten, 2010). Sommige van deze handelingen vereisen ontsmetting, anderen niet:

  • De handen moeten ontsmet worden vóór het klaarmaken van één of meerdere vaccins (ook indien enkel de naald op de spuit moet worden geplaatst);
  • Het dopje van de flacons moet enkel ontsmet worden als het beschermingskapje niet op een aseptische manier kan verwijderd worden;
  • De klaargemaakte vaccins worden gedeponeerd op een schoon en bij voorkeur ontsmet oppervlak. Een vuil oppervlak kan gemakkelijk schoongemaakt worden met vochtige ontsmettende reinigingsdoekjes (zie Vaakgestelde vraag hierover);
  • Reinigen of ontsmetting van de inentingsplaats is niet noodzakelijk voor zover de huid proper en droog is op het moment van de inenting;
  • Fixeren van de arm van de leerling en toedienen van het vaccin vraagt geen handontsmetting;
  • Na toediening van het vaccin kan er bloed terugstromen uit de insteekplaats. Enkele seconden druk uitoefenen op de insteekplaats kan door de leerling gedaan worden. Als dit gedaan wordt door de CLB-arts of -verpleegkundige, moeten de handen nadien ontsmet worden (nadat ze gewassen werden met water en zeep in geval van zichtbare bevuiling met bloed).
     

VWVJ Standaard Vaccinaties 2013 - deel 4.6.4